Catechese 24 augustus 2025
Van vervolging tot verering:
Het Feest van Kruisverheffing
Catechese 24 augustus 2025
Van vervolging tot verering:
Het Feest van Kruisverheffing
Ieder jaar vieren we op 14 september het feest van de Kruisverheffing. Meestal blijft dat feest enigszins op de achtergrond maar aangezien het dit jaar op een zondag valt lijkt het goed om er wat extra aandacht aan te spenderen. Waar komt het feest vandaan en wat vieren we die dag eigenlijk?
"Pilatus had ook een opschrift laten maken en op het kruis doen aanbrengen. Het luidde: 'Jezus, de Nazoreeër, de koning van de Joden.' Vele Joden lazen dit opschrift, want de plaats waar Jezus gekruisigd werd, lag dicht bij de stad. Het stond er in het Hebreeuws, het Latijn en het Grieks." [1]
Als we dit korte stukje uit het Evangelie overwegen, zouden we ons kunnen afvragen waarom het opschrift boven Jezus' kruis in drie talen wordt geschreven. Toch is dit van het allergrootste belang. Het laat ons namelijk zien dat Christus' sterven voor de hele wereld van belang is. Hebreeuws voor de Joden; Grieks omdat het de algemene culturele taal en handelstaal is (vergelijk het maar met het Engels vandaag); en Latijn omdat het de taal is van het Romeinse Rijk. Want wanneer Jezus predikend rondtrekt en uiteindelijk in Jeruzalem zijn lijden en sterven volbrengt aan het Heilig Kruis, is het Heilig Land niet zomaar een koninkrijk in het Midden-Oosten; het is een onderdeel van het grote Romeinse Rijk dat zich uitstrekt over het hele Middellandse Zeegebied: West-Europa, Noord-Afrika en een stukje Azie. Als we er dieper over nadenken is deze context van cruciaal belang. Het zorgt er namelijk voor dat het christendom zich makkelijk kan verspreiden. In alle grote steden, van Jeruzalem over Rome tot Constantinopel worden bisdommen opgericht waar de bisschop met zijn geestelijkheid verblijft en waar mensen de persoon van Jezus Christus leren kennen.
Die verspreiding van het christendom valt echter niet bij iedereen in goede aarde. Hoewel men in het Romeinse Rijk redelijk tolerant is voor goden van andere volkeren (men leeft in een cultuur van veelgodendom), wil men wel dat iedereen deelneemt aan de offers aan de afgoden van de staat en de cultus rondom de persoon van de keizer. En daar wringt nu net het schoentje want de christenen willen geen goddelijke eer bewijzen aan de afgoden en de keizer. Ze sterven liever dan Christus te verloochenen en dat is dan ook wat er gebeurt. Velen christenen kiezen het martelaarschap en worden voor de wilde beesten gegooid, geroosterd, gekruisigd, verbrand of onthoofd omwille van hun geloof in Christus. Periodes van relatieve rust en hevige vervolging wisselden elkaar af. De hevigste vervolgingen vonden plaats onder de keizers Decius en Diocletianus. Terecht zei Tertullianus over de christenvervolging: "Het bloed van de martelaren is het zaad van de christenen." [2], want velen kwamen zo tot geloof. Als mensen zelfs bereid waren om te sterven voor hun geloof dan moest het wel waar zijn.
Een nieuwe periode breekt aan wanneer keizer Constantijn aantreedt als keizer. Hoewel hij een christelijke vrouw heeft, is hijzelf nog steeds heidens tot op het moment wat we in de wereldgeschiedenis de "Constantijnse Wende" zijn gaan noemen. Wanneer Constantijn in 312 een moeilijke veldslag moet leiden tegen Maxentius, krijgt hij 's-nachts een visioen waarin hij het kruis ziet schitteren in een vurige glans en tot hem de boodschap gericht wordt: "Constantijn, in dit teken zult gij overwinnen." Daarop kreeg Constantijn weer moed en, al zeker van de overwinning, tekende hij het teken van het kruis dat hij aan de hemel had gezien op zijn voorhoofd, liet de vaandels van het leger omvormen tot tekens van het kruis en hield in zijn rechterhand een kruis van goud. Zonder dat er Romeins bloed vergoten wordt, wint Constantijn de veldslag waarop hij zich laat dopen door paus Silvester.
Na zijn bekering vaardigt keizer Constantijn in het jaar 313 het Edict van Milaan uit, waardoor de christenen godsdienstvrijheid verkrijgen en er een einde komt aan de eeuwenlange christenvervolging in het Romeinse Rijk. Vanaf dat ogenblik zal de keizer het christendom ook actief begunstigen waardoor het de facto de godsdienst van de staat wordt.
Uit dankbaarheid voor zijn overwinning door het kruis, stuurt keizer Constantijn zijn moeder, de heilige Helena, naar Jeruzalem om daar op zoek te gaan naar het ware Kruis waaraan de Heer gehangen heeft. De heilige Helena was waarschijnlijk van eenvoudige komaf maar werd omwille van haar schoonheid door Constantijn tot vrouw gekozen. De heilige Ambrosius van Milaan schrijft over haar het volgende: "Ze zeggen dat zij een stalmeid was, maar zij werd de vrouw van Constantijn de Oudere, die later de heerschappij verkreeg. Een goede stalmeid, die zo naarstig zocht naar de kribbe van de Heer; een goede stalmeid, die niet onbekend was met de stalknecht (of herbergier, hij gebruikt het woord 'stabularia') die de wonden had verzorgd van de man die door de rovers verwond was (Lc. 10, 30-37); een goede stalmeid, die liever alles voor drek wilde houden, als zij maar Christus kon winnen (Fil. 3, 8); daarom heeft Christus haar uit de drek opgetild naar het koningschap." [3]
De historicus Sozomen (400-450) verhaalt in zijn Kerkelijke Geschiedenis, waarvoor hij beroep doet op het werk van de heilige Eusebius van Caesarea (260-340), hoe de heilige Helena het Heilig Kruis wist te vinden. Op de plaats van Golgota had keizer Hadrianus een tempel voor Venus laten bouwen. Op die manier zou het lijken alsof christenen Venus aanbaden wanneer ze de plek waar Christus werd gekruisigd bezochten. De koningin liet de tempel afbreken en begon het terrein om te ploegen en een zekere Judas begon daar te graven, op zoek naar het Heilig Kruis. Op een diepte van twintig vadem vond hij drie kruisen. De Traditie verhaalt dat op dat moment de duivel weeklaagde en in de lucht schreeuwde: "O Judas, wat heb je daar gedaan? Jij hebt het tegenovergestelde gedaan van mijn Judas. Die heeft op mijn ingeving verraad gepleegd en jij hebt ondanks mijn verbod Jezus' Kruis gevonden. Door hem heb ik vele zielen gewonnen, door jou verlies ik de zielen die ik al gewonnen had. Door hem heerste ik als een koning over het volk, door jouw toedoen zal ik weldra uit mijn koninkrijk worden verdreven. Maar ik zal je met gelijke munt betalen en tegen jou een andere koning doen opstaan, die het geloof in de Gekruisigde zal opgeven en je door folteringen zal dwingen de Gekruisigde te verloochenen." [4]
De dominicaanse theoloog en kroniekschrijver Jacobus de Voragine (1230-1298) die zich bezighield met de legenden van de heilige schrijft hierover in zijn Legenda Aurea dat deze bedreiging van de duivel waarschijnlijk slaat op keizer Julianus de Afvallige die keizer was tussen 361 en 363 en die de opmars van het christendom een halt probeerde toe te roepen en de traditionele, Romeinse heidense afgodscultus nieuw leven in wilde blazen. De bedreiging van de duivel werd door Judas beantwoord en deze sprak onverstoorbaar: "Christus verdoeme je in de afgrond van het eeuwige vuur!" [5]
Na deze gebeurtenissen werd Judas gedoopt en ontving hij de naam Quiriacus. Toen de bisschop van Jeruzalem overleed werd hij de bisschop van Jeruzalem alwaar hij later als heilige de marteldood zou sterven onder keizer Julianus de Afvallige. Het martelaarschap van de heilige Quiriacus is even indrukwekkend als dat het gruwelijk is. Jacobus de Voragine omschrijft het, zich baserend op de antieke martelaarsakte als volgt: "Later bracht Julianus de Afvallige de heilige bisschop Quiriacus ter dood omdat deze het heilig Kruis had gevonden, terwijI hijzelf zich inspande om het kruisteken overal te vernietigen. Toen hij namelijk oprukte tegen de Perzen, nodigde hij Quiriacus uit aan de afgoden te offeren. Toen deze dat weigerde, liet hij hem zijn rechterhand afhakken en zei: 'met deze hand heeft hij veel brieven geschreven waardoor hij veel mensen afhield van de offers aan de goden.' Quiriacus antwoordde: 'Dwaze hond, u hebt me een grote dienst bewezen. Want voordat ik in Christus geloofde, schreef ik meer dan eens brieven naar de synagogen van de Joden dat niemand in Christus moest geloven. En zie, nu heeft u dat aanstootgevende deel van mijn lichaam afgesneden.' Toen liet Julianus lood smelten en in zijn mond uitgieten. Vervolgens liet hij een ijzeren bed brengen, Quiriacus daarop uitstrekken en daaronder gloeiende kolen, zout en vet uitstrooien. Maar toen Quiriacus onbewogen bleef, zei Julianus tegen hem: 'Als u niet aan de goden wilt offeren, zeg dan tenminste dat u geen christen bent'. Vol afschuw wees Quiriacus dit af. Toen gaf Julianus bevel een diepe kuil te graven, er gifslangen in los te laten en Quiriacus erin te gooien. Maar de slangen gingen meteen dood. Hij gaf orders Quiriacus in een ketel vol kokende olie te dompelen. Toen die er onder het maken van een kruisteken uit eigen beweging in wilde stappen en hij de Heer smeekte hem opnieuw te dopen in het bad van het martelaarschap, ontstak Julianus in woede en gaf opdracht hem de borst te doorsteken met het zwaard. Zo mocht hij zijn leven voltooien in de Heer." [6] Ten tijde van de kruistochten werden zijn relieken door Henry I van Champagne overgebracht naar Frankrijk.
Om te zien welk van de drie het ware kruis was rekende men op wonderen. Zo werden zieken genezen en doden tot leven gewekt door een aanraking met het ware Kruis. Deze terugvinding van het Heilig Kruis wordt als zo belangrijk ervaren dat het ook meteen als feest wordt gevierd in de liturgie. Zo kenden we tot het nieuwe Missaal in 1970 werd uitgevaardigd het feest van de Vinding van het Heilig Kruis wat in het Westen gevierd werd op 3 mei en in het Oosten nog steeds gevierd wordt op 6 maart. De relieken van het Heilig Kruis worden door de heilige Helena naar Rome gebracht en in 325 wordt de basiliek van Santa Croce in Gerusalemme gebouwd om de relieken in onder te brengen. Deze kerk is overigens nog steeds een van de traditionele zeven bedevaartskerken van Rome.
Het feest van de Kruisverheffing werd lange tijd zowel in Oost als West op 14 september gevierd. Wanneer de Kerk in het Westen een apart feest introduceert voor een viering van de Vinding van het Heilig Kruis blijft evenwel het feest van 14 september gehandhaafd. Niet langer staat dan alleen de terugvinding centraal maar wel de overwinning in het jaar 615 van keizer Heraclius op Chosroës, de Perzische koning. De koning van Perzië veroverde namelijk Jeruzalem en nam dat deel van het Heilig Kruis mee dat de heilige Helena daar had achtergelaten. Koning Chosroës, die als God aanbeden wilde worden zetelde op een troon als Vader en zette aan zijn rechterhand het Kruis als zoon en gebruikte een haan aan zijn linkerhand als teken van de Heilige Geest. En hij liet zichzelf ook 'Vader' noemen.
Keizer Heraclius stelde zich onder de bescherming van het Heilig Kruis toen hij aan de veldslag tegen de Perzische koning begon en overwon waardoor het volk van Chosroës het geloof aannam en zich liet dopen. Het Heilig Kruis kon op die manier weer naar Jeruzalem gebracht worden. Bij deze terugkeer geschiedde er ook een wonder. Toen de keizer namelijk met pracht en praal de stadspoort van Jeruzalem wilde binnentreden kwamen de stenen van de poort plotseling naar beneden waardoor de poort veranderde in een muur. Jacobus de Voragine schrijft hierover: "Maar toen hij van de Olijfberg afdaalde en op zijn koninklijk paard en getooid met de keizerlijke versierselen de stad wilde binnentrekken door de poort waardoor de Heer kort voor zijn lijden was binnengegaan, kwamen plotseling de stenen van de poort naar beneden en sloten zich aaneen tot een muur. Iedereen was verbijsterd, maar daar verscheen boven de poort een engel van de Heer met een kruis in zijn handen, die zei: 'Toen de koning van de hemelen op weg naar zijn lijden door deze poort naar binnen ging, niet met koninklijke pracht en praal maar op een nederige ezel, liet Hij allen die Hem vereerden een voorbeeld van nederigheid na.' En met deze woorden ging de engel heen. De keizer ontdeed zich onder tranen van zijn schoeisel en legde zijn gewaden af, tot op zijn onderhemd. Hij nam het Kruis van de Heer op en droeg het in alle nederigheid tot de poort. Dadelijk vernam de hardheid van de stenen de kracht van een hemels bevel, en meteen richtte de poort zich weer op en bood vrije toegang aan hen die naar binnen kwamen. De bedwelmend zoete geur die, op dezelfde dag en hetzelfde uur waarop het Heilig Kruis uit de toren van Chosroës was weggehaald, vanuit het land van de Perzen over zo'n grote afstand in Jeruzalem was binnengestroomd, keerde nu terug en verkwikte allen met een wonderlijke zoetheid. De keizer barstte met intense vroomheid uit in dit loflied op het Kruis: 'O Kruis, stralender dan alle sterren van de wereld, beroemd bij de mensen, beminnelijk bovenmate, heiliger dan al wat bestaat, als enige waardig bevonden de losprijs van de wereld te dragen, zoet hout, zoete nagels, zoete spits, zoete lans, hout dat een zoete last droeg, red de schare hier aanwezig, vandaag tot uw lof verzameld en met uw vaandel getekend.' En zo werd het kostbare Kruis op zijn oude plaats teruggezet en gebeurden er weer wonderen zoals ze vroeger gebeurden." [7]
Dit wonder kan ons ook herinneren aan de liturgie van Palmzondag. Wanneer er namelijk een processie is buiten de kerk, is het een oude traditie dat de kerkdeuren gesloten zijn wanneer men erin wil binnentrekken. Traditioneel klopt men dan driemaal met het processiekruis op de toegangsdeur van de kerk waarop de deuren open gaan. Het kruis opent namelijk de toegang tot de kerk net zoals het kruis de stadspoort van Jeruzalem opende. En nog belangrijker, het Heilig Kruis opent ook de deur naar het hemelse Jeruzalem want door het Kruis krijgen wij toegang tot de hemel. Niet zonder reden zegt de heilige Rosa van Lima "er is geen andere ladder naar de hemel dan het Kruis." [8] Ook kunnen we denken aan psalm 24: "Poorten, heft uw kroonlijsten op, gaat open aloude deuren: de Koning der glorie moet binnengaan. Wie is deze Koning der glorie? De Heer, de sterke, de machtige, de Heer, de held in de strijd. Poorten, heft uw kroonlijsten op, gaat open aloude deuren: de Koning der glorie moet binnengaan. Wie is deze Koning der glorie? De Heer van de hemelse machten, Hij is de Koning der glorie." [9]
Het loflied dat keizer Heraclius uitspreekt kan ons eveneens doen denken aan de liturgie van de Kerk, namelijk aan de hymne van het morgengebed in de Goede week:
Toen de ure was gekomen − en zijn levenstijd vervuld, − heeft de Heer op zich genomen − als verlosser alle schuld, − liet het Lam zich zonder schromen − binden, leed het met geduld.
Bittere gal en rietstok beide, − speeksel, spijkers, felle speer, − doen zijn teder lichaam lijden, − bloed en water stroomt terneer. − Wat voor stroom komt U bevrijden, − aarde, zee en sterrenheer!
Edelste van alle bomen, − zalig kruis van ons geloof, − uit welk woud zijt gij genomen, − zo met takken, bloemen, loof? − Lieflijk hout, welk een volkomen − lieve last hangt in uw loof.
Buig, o boom, uw takken neder, − harde nerf, wees in dit uur − vloeiende en mild en teder, − niet zo streng als van natuur. − 't Koningslichaam rust gereder − op een zachte stam terneer.
Immers draagt gij als een gave − Hem die zich ten offer wijdt. − Gij, de loods, gij wijst de haven, − als de wereld schipbreuk lijdt, − die het bloed van 't Lam zal laven, − balsem, stromend wijd en zijd.
Aan de Vader hoog verheven, − aan de Zoon in majesteit, − aan de Trooster van ons leven, − zalige Drievuldigheid, − zij de eer en kracht gegeven − nu en in der eeuwigheid. [10]
Vanaf dat ogenblik zien we ook een accentverschuiving als het gaat om het Heilig Kruis. Daarom gaat men ook de kruisbeelden rijkelijk versieren met goud en edelstenen. Dit verklaart ook waarom tijdens de laatste twee weken van de Veertigdagentijd, de zogenaamde Passietijd, de kruisbeelden bedekt worden. We willen dan natuurlijk niet Christus' lijden verbergen maar er net meer de nadruk op leggen door de pracht en praal van het triomfkruis te verbergen. In plaats van een wreed martelwerktuig leert de christenheid dus om ook de andere kant van het kruis te zien: de overwinning. Want door de dood van Christus op het Kruis werd de dood gedood. Door het Kruis kwam voor de duivel de dood en voor ons het leven. Met het wapen van het Kruis werd de duivel ontwapend. Door de verheffing van het Kruis werd de duivel vernederd. En door de vernedering van de Mensenzoon werd de mensheid verheven. De heilige Augustinus van Hippo vat het als volgt samen: "De beenderen van Hem die aan het kruis hing zijn geteld. Een afschuwelijke aanblik, de aanblik van een gekruisigde. Maar die afschuwelijkheid heeft schoonheid voortgebracht. Wat voor schoonheid? Die van de verrijzenis, want 'Hij is schoner van gestalte dan de zonen der mensen.'" [11] Of om het met de woorden van de heilige Johannes Chrysostomus te zeggen: "Zijn kruis en littekens zullen bij het oordeel stralender zijn dan de stralen van de zon." [12]
Daarom ook zegt de Heer tot ons: "De Mensenzoon moet omhoog worden geheven, zoals Mozes eens de slang omhoog hief in de woestijn, opdat eenieder die gelooft in Hem eeuwig leven zal hebben." [13] Wij hoeven het Kruis dus niet te vrezen. Laten ook wij het vaandel van het Heilig Kruis heffen want het is het teken van onze overwinning. En dat is de kern van het feest van Kruisverheffing: Dat wij door het kruis een ladder hebben van de aarde naar de hemel en van de dood naar het leven. Of om het met de woorden van de heilige Sophronius (560-638) te zeggen: "Het is het feest van het Kruis, wie zou het niet verheffen? Het is de triomf van de verrijzenis, wie zou niet vervuld zijn van vreugde? Eerder leidde het Kruis tot de verrijzenis, nu leert de verrijzenis ons het Kruis kennen. De verrijzenis en het Kruis zijn de trofeeën van onze verlossing." [14]
Uit de prefatie van het feest van Kruisverheffing: "Het kruis waaraan uw Zoon gehangen heeft, hebt Gij gesteld tot teken van ons heil; dat kruis waaraan Hij eens de dood gestorven is, werd onze levensboom. Daar op het kruis werden de machten van het kwaad gebonden, werd onze dood gedood, door Christus onze Heer." [15]
Laten we eindigen met de hymne van de Vespers van Kruisverheffing, Vexilla Regis prodeunt, die opnieuw de lof van het Heilig Kruis bezingt:
Des konings vaandels gaan vooraan, − 't geheim des kruises grijpt ons aan, − dat op het schandhout uitgespreid − de Schepper als een schepsel lijdt.
Het harde ijzer van de speer − stak in de zijde van de Heer, − opdat het water en het bloed − ons reinigen in overvloed.
Hoe moogt gij, boom, zo blinkend staan − met 't koninklijke purper aan? − 0 stam, het heeft de Heer behaagd − dat gij zijn heilig lichaam draagt!
O zalig aan wiens takken breed − het kostbaarst dat de wereld weet − als aan een waag gewogen is, − geheven uit de duisternis.
Wat David in zijn vrome lied − voorspeld heeft, dat is nu geschied. − Hij heeft de volkeren geleerd − dat God vanaf het hout regeert.
Ik groet u, kruis, want gij slechts zijt − mijn blijde hoop te allen tijd. − Geef vreugde wie op u vertrouwt, − genade, wie zijn kwaad berouwt.
U brenge al wat leeft de eer, − Drievuldigheid, o ene Heer, − die ons door 't kruisgeheim bevrijdt, − regeer ons tot in eeuwigheid. [16]
−−−
Joh. 19, 19-20
Tertullianus, Apologeticus pro Christianis, 48
H. Ambrosius van Milaan, Oratio de obitu Theodosii
Jacobus de Voragine, Legenda Aurea, p. 416
Ibid, p. 416
Ibid, p. 417
Ibid, p. 743
H. Rosa van Lima
Psalm 24
Getijdengebed, pp. 747-478
H. Augustinus van Hippo
H. Johannes Chrysostomus
Joh. 3, 14
H. Sophronius
Prefatie van het feest van Kruisverheffing
Getijdengebed, pp. 1420-1421