O.L.Vrouw van Vlaanderen

18602010 

Honderdvijftig jaar 0.-L.-Vrouw van Vlaanderen en plechtige kroning van haar beeld 

Op 21 juli 1773 verscheen de breve 'Dominus Redemptor' waardoor paus Clemens XIV de jezuïetenorde afschafte over heel de wereld. Alleen Rusland en Pruisen weigerden de breve te publiceren, omdat zij de jezuïetencolleges niet wilden kwijt geraken. 

In 1814 wordt de orde opnieuw over heel de wereld hersteld door paus Pius IX. 

Het eerste jezuïetenhuis werd in 1823 geopend te Gent. Een nieuwe jezuïetenkerk werd gebouwd in 1842-1843, die door de toenmalige bisschop van Gent, Mgr. Delebecque werd toegewijd aan Maria ten Hemel opgenomen. Deze kerk, samen met het klooster, bevonden zich in de Posteernestraat, op de plaats waar Lodewijk van Male, graaf van Vlaanderen, een kasteel had laten bouwen, dat nadien bewoond werd door diens dochter Margaretha, echtgenote van Filips de Stoute, en later door Filips de Goede, de eigenlijke stichter van de Nederlanden. 

Nog vóór de kerkwijding in januari 1844, bood gravin d'Hane de Steenhuyse aan om een wit marmeren Mariabeeld aan de nieuwe kerk te schenken. Voor het vervaardigen van dit beeld wordt de Antwerpse beeldhouwer Jan Baptist De Cuyper uit Antwerpen aangesproken. 

Hoe wordt het stenen beeld door De Cuyper gemaakt? Hij neemt een vooraf bestaand beeld als model en dat beeld nu bevindt zich in de kleine kapel op de Caelenberg te Niel-bij-As. Aanvankelijk was het bedekt met een zware laag plaaster en witte verf. Het was eigendom van de jezuïetenresidentie, en werd vermoedelijk in de jaren 1830 door een familie geschonken aan de paters. Zeker is dat het in de meimaand op een troon stond in de residentiekerk, boven het altaar waar later het marmeren beeld werd geplaatst. 

Begin augustus 1846 was het beeld van De Cuyper voltooid. Het woog drie ton en was 2,75 meter hoog. Het werd boven het hoofdaltaar geplaatst. Op 15 augustus 1846 werd het voor de eerste keer openbaar vereerd onder de naam 'Maria ten jezuïeten'. 

In 1859 liet de superior van de jezuïetenresidentie via de bisschop van Gent, Mgr. Delebecque in Rome vragen dat het beeld plechtig zou worden gekroond in naam van de paus (Pius IX). Dit gebeurde op 9 mei 1860 door de nuntius Gonella, in aanwezigheid van de bisschoppen van Gent en Brugge. Onmiddellijk na de kroning wijdde Mgr. Delebecque de stad Gent en zijn bisdom toe aan Maria. 

Dit beeld was het eerste in ons land dat in naam van de paus werd gekroond. 

Een jaar na de plechtige kroning, nl. op 9 mei 1861, overhandigden twintig notabelen uit de franstalige Gentse adel en de hogere burgerij aan Mgr. Delebecque een in het Frans gesteld verzoek om voortaan aan het beeld de naam 'O.-L.-Vrouw van Vlaanderen' (zij schreven 'Notre Dame des Flandres') te geven. 

Zij schreven ondermeer: 'Overigens is het algemeen bekend dat op de plaats waar nu de kerk staat, zich vroeger het kasteel der graven van Vlaanderen bevond: het lijkt wenselijk dat de herinnering aan dit feit bewaard blijft in de stad die Vlaanderen lang als haar hoofdstad heeft beschouwd. Om het aandenken aan onze geschiedenis te bewaren, en vooral om de bescherming van de Onbevlekte Ontvangenis af te smeken over het Vlaamse volk, dat Maria altijd trouw heeft vereerd, vragen wij aan Uwe Excellentie toe te staan dat het beeld van de Maagd in deze kerk in naam van Pius IX gekroond, voortaan de naam Onze Lieve Vrouw van Vlaanderen zou dragen.' 

De bisschop stemde hiermee in, en wijdde na het plechtig lof waarmee de verjaring van de kroning herdacht werd, opnieuw de stad en zijn bisdom toe, dit maal aan Onze Lieve Vrouw van Vlaanderen. De nieuwe naam 'O.-L.-Vrouw van Vlaanderen', kreeg enkele jaren later, in 1892 de bekrachtiging van Rome. 

Op 24 augustus 1892 werden de jezuïeten van Gent door de Congregatie voor de Eredienst gemachtigd ieder jaar op 9 mei, een eigen H. Mis op te dragen ter ere van O.-L.-Vrouw van Vlaanderen, ter herinnering aan de kroning: 'in anniversario coronatis ALMAE FLANDRIAE DOMINAE', de Hoge Vrouwe van Vlaanderen. 

Sinds de kapel op de Caelenberg te Niel-bij-As het beeldje dat model heeft gestaan voor het grote marmeren Mariabeeld te Gent, in haar bezit heeft gekregen, wordt elk jaar trouw deze H. Mis opgedragen op 9 mei of de zondag ervoor of erna. Dom Pothier, benedictijn van Solesmes stelde de Gregoriaanse gezangen (.pdf) samen. 

Bij het 50-jarig jubelfeest, 9 mei 1910 werd de kroning van O.-L.-Vrouw van Vlaanderen plechtig te Gent gevierd. Er werd een prijskamp uitgeschreven voor het schoonste Marialied, O.-L.-Vrouw van Vlaanderen ter ere. Bekroond werd Lodewijk De Vocht met het lied 'Liefde gaf u duizend namen' op tekst van de Limburgse priester August Cuppens. 

Na de Tweede Wereldoorlog vertrokken de jezuïeten in de Posteernestraat. Op 26 augustus 1956 werd de kerk en de residentie gesloten. Het marmeren beeld verhuisde (samen met het model) naar het Sint-Barbaracollege van Gent waar het boven het hoofdaltaar staat. Daar werd ook het eeuwfeest van de kroning op 9 mei 1960 herdacht, maar van een verering voor O.-L.-Vrouw van Vlaanderen als zodanig blijft niet veel over. 

Omdat het wondere 'model' ons als het ware door de Voorzienigheid werd toevertrouwd, achten we het als een plicht 'De Hoge Vrouwe van Vlaanderen' te gedenken en blijvend te eren. 

Hoe wij het wondere Mariabeeldje verkregen 

In 1988 kocht ik de 'Kleine Caelen' (zo werd deze Kempische hoeve genoemd in een artikel over de oude boerderijen van Niel-bij-As). Pater Van Isacker die nu en dan de streek bezocht, was sinds kort professor-emeritus. Ik vroeg hem eens te komen zien, en of het niet mogelijk was de schuur om te bouwen tot een kapel, om er de eerbiedwaardige Romeinse H. Mis op te dragen. lk vroeg hem ook of hij er de dienstdoende priester zou willen zijn. De Kerk immers verkeerde in een vreselijke crisis. Het voorstel wees hij niet af, temeer omdat − zo zegde hij − hij als priester voor de Kerk nog iets zou willen doen. Nadat hij de toelating hiervoor had gekregen van zijn provinciaal, en later ook van de bisschop van Hasselt Monseigneur Heuschen, begonnen we met de restauratie. 

Toen wij kinderen waren was de Caelenberg dikwijls het doel geweest van onze wandeltochten. De natuur was er prachtig. Tegen de hoogste boom boven op de berg hingen we een Maria-kapelleke, en baden er telkens een 'weesgegroet'. In deze donkere tijd mochten we hopen dat de lichtbrengende Moeder-maagd ons vanuit de hemel een straal van haar licht zou zenden. Mochten wij het nog smeulend Christi-vuur brandend houden, opdat het eens opnieuw Vlaanderen en het Avondland in brand zou zetten. Mocht zij, de innig wenkende vanuit de hemel, eens opnieuw de koningin van ons volk zijn. Het stond vast dat deze kapel en deze berg aan haar zouden worden toegewijd. We kozen de heilige Lutgardis, afkomstig van Tongeren, het oudste Mariaoord aan deze zijde van de Alpen, als beschermvrouwe. Haar naam immers betekent 'behoedster van het volk'. 

Intussen bedelde Pater Van Isacker in zijn orde en in enkele kloosters wat nodig was voor de toekomstige kapel. Op een dag nodigde hij me uit mee te gaan naar het Sint Barbaracollege van de jezuïeten te Gent. De broeder die instond voor de sacristie loodste ons door een gesloten duistere kerk. We kwamen voorbij een altaar dat stond in een plaats die deel leek uit te maken van de sacristie. Plotseling viel mijn oog op een plaasteren Mariabeeld, ongeveer een meter hoog. Het stond verloren op een kant van het altaar. Op de andere kant stond een even groot beeld van het Kindje Jezus van Praag. Omdat wij nog geen Mariabeeld hadden, en we ervan droomden er ooit een te vinden van hout met de glans van schoonheid uit het verleden, dacht ik bij mezelf dat we misschien dit konden vragen om het voorlopig in onze kapel te plaatsen. Ik suggereerde het aan de broeder, die er op antwoordde dat het eigenlijk een houten beeld was, maar in de loop van de tijd met plaaster werd overdekt. 'Ik zal het vragen aan de rector' zegde hij. Pater Van Isacker zou hem enkele dagen later telefoneren.

Nadat de rector zijn toestemming had gegeven, ging Pater Van lsacker terug naar Gent om het beeld te halen. Staf Pyl, de kunstenaar uit Sint-Niklaas, die voor de kapel een glasraam maakte, was eens bij ons. Hij nam het beeld mee en deed er voorzichtig het plaasteren omhulsel van af. Welke metamorfose, toen hij het beeld terug bracht! Het overtrof al onze verwachtingen. Het was een notelaren beeld, vermoedelijk Franse stijl, eind achttiende eeuw. Een schoner beeld hadden wij niet kunnen dromen. 

Pater Van Isacker begon dan stelselmatig de archieven van de jezuïetenorde uit te pluizen, om over dit beeld meer te vernemen. 

We waren als het ware van de hand Gods geslagen, toen we de geschiedenis van dit kleinood ontdekten. 

Dit beeld had model gestaan voor de beeldhouwer, J. B. De Cuyper uit Antwerpen, die het grote marmeren Mariabeeld in 1846 voor de jezuïetenkerk te Gent had gemaakt, dat op 9 mei 1860 door de nuntius werd gekroond in tegenwoordigheid van de bisschoppen van Gent en Brugge, en dat een jaar later op 9 mei de naam kreeg 'Onze-Lieve-Vrouw van Vlaanderen'. 

Naast Sint-Lutgardis kwam zij als de 'Hoge Vrouwe van Vlaanderen' nu zelf tronen in de kapel en op de berg die wij haar hebben toevertrouwd. En daarom hebben wij elk jaar op 9 mei de feestdag van Onze-Lieve-Vrouw van Vlaanderen gevierd. Het koor zingt dan de Gregoriaanse mis (.pdf) die te harer ere werd opgesteld door Dom Pothier van Solesmes. 

D.B. 

ONZE LIEVE VROUW VAN VLAANDEREN 

Homilie door Pater Karel Van Isacker S.J. in de Sint-Michaëlskapel 

'Uit het vrome Vlaams verleden puurt als wierook offerbrand': zo begint het bekende Lutgardislied van Eugeen De Ridder en Armand Preud'homme. En inderdaad: mateloos zijn de vele offers geweest om de vroomheid van het Vlaams verleden te behouden: Vlaams in de ruimste nu gangbaar geworden betekenis, die het hele Vlaams Brabant, het hele Limburg en Antwerpen en Zeeuws Vlaanderen omvat. 

De offerbereidheid was er in de vroege Middeleeuwen, toen ketterijen de goddelijkheid van Jezus en de maagdelijkheid van Maria ontkenden. Zij was er in de zestiende eeuw, toen het Calvinisme van de Nederlands hervormde kerk hier dreigde binnen te dringen. Het bleef Goddank bij een bedreiging. Door de herovering van Antwerpen op de Geuzen, in 1585 bleven de Zuidelijke Nederlanden katholiek en onder de hoede van Maria. Getuigen hiervan zijn de vele Mariabeelden op de hoeken van bijna alle straten in het oude Antwerpen. Getuige daarvan ook is Scherpenheuvel, het zalige Mariaoord in de Kempen dat wij danken aan de Contrareformatie. Daar pelgrimden onze voorouders met hun noden, bleven er bidden tot zij werden verhoord, en lieten dan rond de kerk de tekens van hun dankbaarheid achter. 

Het treffendste voorbeeld van de offerbereidheid in ons volk is de Boerenkrijg, de opstand in het najaar van 1718 tegen de Franse bezetting die hier geloof en volksaard kwam vernietigen: kerken en kloosters werden gesloten, kruisbeelden en heiligenbeelden verwijderd, de priesters verplicht tot de eed van haat tegen het koningdom en van trouw aan de Franse republiek, wat neerkwam op een belijdenis van afvalligheid. Zij die de eed weigerden werden verbannen. De niet beëdigde priesters − de overgrote meerderheid − doken onder en droegen de H. Mis op in het geheim, 's nachts op zolders en in kelders. De aanleiding tot de opstand was de conscriptie: de verplichte dienst in het Franse leger voor alle jonge mannen, 200.000 alles samen. Dat was de aanleiding, niet de oorzaak. 'Het ging om vaderlandsliefde tegen vreemde verdrukking, om gehechtheid aan de godsdienst en aan de vertrouwde levensgewoonten' ( A. De Bruyne. Gazet van Antwerpen). Het ging om de beschutting van 'Outer en Heerd'. De Boerenkrijg was overigens niet de opstand van alleen maar boeren, in de strikte betekenis: het was een opstand van mensen van het platteland, meestal mensen uit de dorpskom (ibid.). Met duizenden, 40.000 in totaal, rukten zij op uit de dorpen van Brabant, Antwerpen en West-Vlaanderen, uit de Antwerpse en Limburgse Kempen en uit het Hageland − die reservaten van geloof en trouw. Er waren onder hen niet alleen dienstplichtigen, maar ook ouderen en gehuwden.

De ongelijke strijd, die begon in oktober 1798 was al op 4 december van datzelfde jaar beslecht, met de nederlaag van de opstandelingen te Hasselt. De balans was tragisch: twaalfduizend mannen hadden in amper twee maanden tijd hun leven gegeven 'voor Outer en Heerd', en vele dorpen waren platgebrand. 

Het is uiterlijk gezien een povere bladzijde uit de geschiedenis van ons volk, maar als men ze met het hart leest en er de stille grootheid van ziet, is zij een epos van liefde en trouw aan het hoogste goed, aan het Kruis, teken van geloof dat vervlochten is met de eigen zeden. Het lied '0 Kruise den Vlaming' van A. Scheiris bezingt de adel van deze nu meer dan twee eeuwen oude offers. De tekst mag in moderne oren melodramatisch en dromerig klinken, maar hij is en blijft een volkse hulde aan het Kruis, teken van ons geloof, een hulde ook aan de grootsheid van hen die voor dit Kruis alles gaven, ook het kostbaarste, hun meestal jonge leven. 

'0 Kruis aan de haardstee, 

0 Kruis op de kerk: 

Geen hand zal U schenden, 

Geen stormen geweld 

Dat 't Kruisbeeld in Vlaanderen ooit nedervelt'. 

'Geen hand zal U schenden': om deze eed trouw te blijven, begon de Boerenkrijg. 

Niet één heeft het hoofd voor de kogel gebukt, 

Zij vielen, het Kruis aan hun lippen gedrukt. 

Het Kruis op hun hart was wel rood van hun bloed, 

Doch sterven voor 't Kruis, dat is Vlamingen moed. 

0 moeder, en ween niet in 't eenzame huis: 

Uw kind is gestorven in d'armen van 't Kruis. 

Is dit valse romantiek? Wat zou het! Uit deze gedemodeerde woorden spreken fierheid en trouw aan het geliefde erfgoed, die helaas verloren gaan. Juist daarom heeft het slotgebed van '0 Kruise den Vlaming' een prangende actualiteit: 

'0 Kruis in het bloed onzer helden geplant, 

Bewaar steeds en zegen ons Vlaanderland'. 

'Bewaar steeds ons land'. Het is een biddende kreet voor deze tijd, nu ons volk en menig ander bedreigd worden door het nieuwste heidendom, hier door vreemden binnengebracht: het heidendom van de verafgoding der materie en van het mateloze egoïsme waaraan alles wordt opgeofferd, op de eerste plaats het ongeboren leven. Een heidendom dat alle beginselen van beschaving en zedelijkheid overboord gooit en zich in 't bijzonder vergrijpt aan de jeugd: onder de schijnheilige vorm van vrijheid en emancipatie worden kinderzielen vergiftigd en levens vernietigd. Zich daartegen verzetten is een ereplicht, en daarom zijn wij samen het werk op deze berg begonnen: om mee te werken, met al wie van goede wil is, aan het herstel van het 'vrome verleden' dat omdat het vroom is, nooit verleden alleen is, maar gericht naar de toekomst. Het herstel van de vroomheid is een terugkeer naar de blijvende waarden van trouw, zuiverheid, van dienstbetoon en van eensgezindheid, dat prachtige woord waarmee alles is gezegd: het is de band van allen met Christus, in de eenheid van geloof en eigen aard, een brug die reikt over de generaties en allen samenhoudt in dezelfde liefde en trouw. 

Ons verzet tegen het heidendom staat onder de hoede van onze hemelse Moeder, die ook onze koningin is, en die wij vandaag vereren als de Hoge Vrouwe van Vlaanderen, zij, wier beeld wij hier mogen vereren en bewaren, zij, die over ons en over alle volkeren haar moederlijke handen zegenend en beschuttend spreidt, en tot wie wij zingend bidden wat de Limburgse priester August Cuppens honderd jaar geleden voor haar dichtte: 

'Blijf in 't Vlaamse harte tronen 

als de hoogste koningin, 

als de beste moeder wonen 

in elk Vlaamse huisgezin. 

Sta ons bij in alle nood, 

nu en in het uur der dood, 

ons uw kinderen, en ook d' anderen:

Liefste Lieve Vrouw van Vlaand'ren.'  

Zo weze het en blijve het. 

AMEN