Korte geschiedenis

Dine Bijnens (15 augustus 2016): Mocht zich ooit op een dag een vraaggesprek aandienen over het ontstaan van het religieuze werk op de Caelenberg te Niel-bij-As, dan zou het, Gods licht inbegrepen, als volgt luiden.

Weet u nog hoe het religieuze werk op de Caelenberg ontstaan is ?

D.B. Het eigenlijke begin ligt jaren terug, misschien wel in de kindertijd. Vanuit Opglabbeek gingen we met meisjes uit de buurt tijdens de vakantie­dagen te voet naar de Caelenberg. De weg er naar toe was nog niet geasfal­teerd. We speelden aan de bosbeek, onder aan de berg. Van mijn moeder kregen we een Mariabeeldje, dat we plaatsten in een kleine boomkapel hangend tegen de hoogst gelegen den. We baden er dan enkele weesge­groeten. Dat is het allereerste begin. Het tweede begin dateert van 1988. Toen kocht ik in maart de oude vervallen Kempische hoeve, de 'Kleine Cae­len' geheten. Het huis was boven op de Caelenberg gelegen en stond al een tijd te koop. Ik dacht: konden we hier een kapel bouwen ter ere van de Moeder-Maagd. Misschien zal er dan na eeuwen een ruïne van overblij­ven, zoals het huisje te Ephese en de tempelruïnen in het oude Griekenland.

Hoe kwam u op zulke gedachte?

D.B. Ik leed erg onder het modernisme in de Kerk, onder de afbraak van het 'heilige'. En ik hoopte dat zij, de Moeder-Maagd, ons vanuit den Hoge een lichtstraal zou zenden, naar deze plek, op deze berg, een lichtstraal die opnieuw het Christi-vuur zou aanwakkeren, dat alles in brand zet.

Een hoog ideaal?

D.B. Ach, wie droomt er nog van het 'grote Vlaams verleden', van de in­nige vroomheid van ons volk, van het hoge ideaal der boerenkrijgers met hun leuze: 'Voor outer en heerd'? In onze gouwen ontstond de verering voor de Virga Jesse; en het oudste Maria-oord aan deze kant van de Alpen is Tongeren.

Hoe zag u dat in de praktijk?

D.B. Ik kende Pater Karel Van Isacker. Voor ik de hoeve kocht bracht ik hem hier. Ook hij besefte hoe het met de Kerk gesteld was. Als hoogleraar in de Moderne Geschiedenis aan de Universitaire Faculteiten Sint-Ignatius te Antwerpen had hij, zo zei hij, nog niet veel voor de Kerk gedaan. Daarom trok dit voorstel hem aan. We gingen er van uit dat in deze kapel, als ze er ooit zou komen, de oude eerbiedwaardige mis in de Romeinse ritus zou worden opgedragen. Maar daarvoor moest Pater Van Isacker de toestem­ming krijgen van zijn provinciaal en van de bisschop van Hasselt.

Heeft hij deze toestemming gekregen?

D.B. Ja, én van zijn provinciaal én van de toenmalige bisschop van Hasselt. Van de Commissie 'Ecclesia Dei' te Rome kreeg hij een celebret, de toestem­ming om de Tridentijnse mis op te dragen.

Daarna zijn we begonnen met de restauratie van de hoeve. De stallen en de schuur werden omgebouwd tot kapel. We kregen later ook hulp, vooral van de familie Vandebroek uit Hasselt en van de bouworde. Architekt Driessen van As leidde de werkzaamheden.

Hebt u tegenstand gekend?

D.B. Ja, soms erge tegenstand. Maar Pater Van Isacker vond dat eerder een goed teken. Waar het goede verschijnt roert zich de duivel. Spijts alles hebben we ook gelukkige dingen meegemaakt. Een ervan is het onverwacht contact met Reninca, een ander het Mariabeeldje dat in ons bezit is gekomen. Het heeft model gestaan voor het grote marmeren beeld van O.-L.-Vrouw van Vlaanderen bij de Jezuïeten te Gent. We mogen zeggen dat beide gebeurtenissen tekenen zijn van de Voorzienigheid.

Reninca, de grote Vlaamse dichteres, die schijnbaar vergeten is?

D.B. Zij leeft al lang in het verborgene. In de vijftiger jaren van vorige eeuw verschenen 'Wassend getij' (1945), 'Zaad in den wind' (1945), 'Brandend heden' (1947), 'Een lied der mensheid' (1949), 'Adem der aarde' (1950) en 'Beschavingen, wij rapen u als schelpen' (1960). Vlaanderen heeft in de loop der tijden grote mystiekers gekend, denk maar aan Hadewijch en Johannes Ruusbroec. God bevestigt Zich alle tijden door, en die ogen heeft om te zien legt zich er gelukkig bij neer. Hij is immers Zichzelf tot 'Amen'. Reninca's schrijvers-naam wil zeggen 'Renata in caritate'. Na het verschijnen van haar eerste dichtbundel werd zij op vele plaatsen in Vlaanderen en Nederland uitgenodigd om te spreken, o.m. aan de universiteit van Leuven en Nijme­gen, in het paleis voor Schone Kunsten te Brussel en in het seminarie van Roermond. Veel van haar werk werd nog niet uitgegeven. Haar taal is es­sentie, ze borrelt op uit de Oorsprong. Het is zeer spijtig dat de meeste mensen van deze tijd door de technische vooruitgang zo afgeleid zijn, en er moeilijk toe komen de diepe betekenis van het woord te verstaan. In het woord immers is de God-mens tehuis.

Heeft Reninca betekenis voor de Caelenberg?

D.B. Het zou een droom zijn en een garantie voor de toekomst dat ook in de Sint-Michaëlskapel, naast de oud Romeinse liturgie, ook het werk van Reninca in al zijn diepte en oorspronkelijkheid zou gelezen en begrepen worden. Het is iedereen die bezorgd is voor de toekomst van de Kerk en van ons volk wel duidelijk in welke puinhoop wij leven, en in welke bedrei­ging, uitgaande van een vreemde godsdienst die stilaan Europa verovert. Het werk van Reninca is een gave Gods voor deze tijd en voor de toekomst. Het is een gave aan het volk van de Lage Landen.

En het Mariabeeldje dat de Caelenberg bezit?

D.B. Pater Van Isacker en ikzelf dachten eraan de kleine kapel toe te wijden aan de koningin van Vlaanderen, de "Porta Lucis", die ons vanuit de hemel haar lichtstraal zendt, en aan de heilige Lutgardis de patrones van ons volk. Haar naam betekent immers 'behoedster van het volk' ('lut' verwijst naar lieden, en 'garde' is bewaker). Bovendien is ze geboren te Tongeren, in deze streek.

Op een keer ging ik met Pater Van Isacker mee naar het Sint-Barbaracollege van de Jezuïeten te Gent. We zochten nog een aantal dingen voor onze kapel. In een halfduistere sacristie stond op een verlaten altaar een plaas­teren Mariabeeld en een Kindje Jezus van Praag, beide ongeveer een meter hoog. Omdat we nog geen Mariabeeld hadden vroeg ik Pater Van Isacker of hij dit beeld niet kon vragen. De broeder die ons begeleidde zei dat het geen plaasteren maar een houten beeld was. Hij beloofde een goed woord te doen bij de rector. Zo kwam het dat wij het beeld kregen. Staf Pyl, de kunstenaar die ons glasraam maakte voor de kapel en voor de latere Sint-­Michaëlskapel, nam het beeldje mee en ontdeed het van de plaaster. Het resultaat was verbluffend. Pater Van Isacker zocht dan de herkomst op van het beeldje in de archieven van de jezuïeten, en ontdekte dat het model had gestaan voor het grote marmeren Mariabeeld van O.-L.-Vrouw van Vlaan­deren bij de Jezuïeten te Gent dat op 9 mei 1860 door de nuntius in naam van Pius IX werd gekroond. We waren diep getroffen door deze samenhang en uitermate dankbaar voor deze gunst van de Voorzienigheid. Sinds de inwijding van de kleine kapel op 15 augustus 1991, hebben we ieder jaar op 9 mei of de zondag ervoor of erna, een plechtige hoogmis ter ere van O.-L.-Vrouw van Vlaanderen. Het is voor ons een aansporing trouw te zijn aan het schone Vlaams verleden, en met al onze krachten het Christi-vuur uit te dragen. Zal Vlaanderen ooit opnieuw een hoge geestelijke adel heb­ben? Opdat het spijts elke bedreiging moge geschieden bidden we na elke Maria-mis het gebed van Reninca tot de Morgenster.

Uw verhaal doet me denken aan een tijd weer lang geleden in de katholieke jeugdbeweging, ...

D.B. Ach, wie hieraan terugdenkt heeft heimwee naar het kampleven, naar de stille wederzijdse vriendschap, naar een hoog ideaal en het reikhalzen naar God. Herinner u de innige Vlaamse liederen: zoals het lied: 'Waarom ik voor geen vreemden buig'.

Denk aan:

Rijs op heldhaftige knapenschaar,

rijs op stel u te weer.

Uw huis, uw land is in gevaar,

rijs op en red uw eer!

Een ander luidt:

Jonge gezalfden, de lenden omgord!

Schalt de klaroenen 'Te wapen',

ziet toch hoe schamel uw Vlaanderen wordt,

weest er de reddende knapen.

En dan het gedicht van Albrecht Rodenbach:

Sa, Knapen 't hoofd omhoog,

de nieuwe vane omhoog,

de herten hoog!

't Verleden leeft in ons,

het Heden hoopt op ons,

de Toekomst straalt voor ons:

God zij met ons!

Zolang het hoge denken geen kans meer maakt en het idealisme is uitge­doofd is er geen toekomst, noch voor de Kerk, noch voor de volkeren van Europa.

Een laatste vraag: wanneer werden de kleine kapel en de Sint-Michaëls­kapel ingezegend?

D.B. De kleine kapel, toegewijd aan de Moeder-Maagd en de heilige Lut­gardis werd ingezegend op 15 augustus 1991, 25 jaar geleden. De Sint­-Michaëlskapel op 15 augustus 1997. Maar dat is een ander verhaal.

In elk geval zijn en blijven we al degenen dankbaar die de ombouw van beide kapellen hebben mogelijk gemaakt. Zonder hun giften was dit nooit kunnen gebeuren. Sinds het overlijden van Pater Van Isacker hebben we het moeilijker. De meeste weldoeners zijn gestorven, op anderen kunnen we niet meer rekenen. Toch blijven we hopen dat velen mogen inzien hoe dringend en noodzakelijk de ommekeer is voor de Kerk en voor Europa.

***

Intussen waren hoog aan de hemel twee roofvogels verschenen, wiegend op de wind, de vleugels gestrekt: het beeld van een ziel die op de wieken van de Geest, God verheerlijkt in een roerloze contemplatie.