Preek 15 augustus 1997
Maria Tenhemelopneming
Inzegening van de Sint-Michaëlskapel
Preek 15 augustus 1997
Maria Tenhemelopneming
Inzegening van de Sint-Michaëlskapel
Een zalige hoogdag! Wij zeggen het met vreugde, want het feest van Maria Tenhemelopneming is, al sinds vele eeuwen, het grootste van alle Mariafeesten. Vandaag huldigt de Kerk een vrouw als de uitzonderlijkste van alle mensen, als de enige wier lichaam na de dood ongeschonden in de hemelse heerlijkheid werd opgenomen.
En voor ons is deze hoogdag dubbel vreugdevol, omdat wij vandaag, in naam van de bisschop van Hasselt, onze nieuwe kapel mochten inzegenen. Wat eens de schuur en stal was van een oude Kempische hoeve, is nu een plaats van genade waar dagelijks het H. Misoffer zal worden opgedragen. En volgens de oude Romeinse ritus, die eeuwen lang de troost en vreugde is geweest van onze voorouders. Wij blijven deze oude ritus trouw, omdat wij daartoe gemachtigd zijn door de pauselijke commissie "Ecclesia Dei," en omdat wij weten dat wij, zodoende, tegemoet komen aan de wens van de Paus zelf.
Bijna tien jaar geleden, in het Motu Proprio van 2 juli 1988, vroeg de Paus, met bijzondere aandrang, aan iedereen in de Kerk de gehechtheid van de gelovigen aan de traditionele ritus te willen eerbiedigen én te waarborgen. Hierdoor werd, eindelijk, na twintig jaar feitelijk en argwanend verbod, het opdragen van het H. Misoffer volgens de aloude ritus weer mogelijk gemaakt.
Dat dit een zegen is voor het geloof, heeft o.m. kardinaal Ratzinger sindsdien herhaaldelijk gezegd. Bepaaldelijk deed hij dit op Paaszaterdag 14 april 1990, in het traditioneel pauselijk seminarie te Wigratzbad in Beieren. "De hervorming van de liturgie, na het tweede Vaticaans concilie," zegde Ratzinger daar, "gebeurde niet, zoals het had gehoord, in de continuïteit van de traditie: Zij was een breuk. Zij heeft wel schatten aangebracht, maar niettemin is zij een te nieuw systeem gebleken, dat daarom schadelijk is en gevaarlijk voor de hechtheid van het geloof, vooral door de manier waarop deze hervorming in feite gebeurde. De tradionele ritus daarentegen" − nog steeds is Ratzinger aan het woord − "is, door de geloofskracht die hij uitstraalt, een bolwerk voor het behoud van het geloof."
Deze uitspraak kan men niet naast zich neerleggen: Zij komt van diegene die, na de paus, het hoogste gezag is in de Kerk wat betreft de rechtgelovigheid.
De traditionele ritus is "een bolwerk voor het behoud van het geloof." Dit bolwerk hopen wij hier, voor een bescheiden deel, samen met vele anderen in de hele katholieke Kerk, overeind te helpen houden. Deze plaats hier moet dan ook een oord van stilte en gebed zijn. Geen drukte hier, nooit, geen rumoer en geen luidruchtigheid. Wie hier komt, doet dat om de rust van het gebed terug te vinden, in de nabijheid van Onze Heer Jezus Christus.
Plaatsen van stilte en gebed zijn nu meer dan ooit onmisbaar, nu de Kerk een van de ernstigste crisissen van haar bestaan kent: de crisis nl. van een stelselmatige afbraak van het geloof binnen in de kerk, ook in katholieke scholen, ook in katholieke kerkgebouwen. De vruchten van deze afbraak zijn overal merkbaar: de sacramenten vervallen, heel bepaaldelijk het weldoende biechtsacrament; de priester- en kloosterroepingen schrompelen weg; het christelijk huwelijk valt uit elkaar; en zorgwekkend vooral is de stelselmatig in de hand gewerkte zedelijke ontsporing van de jeugd: hier worden jongeren kapot gemaakt voor de rest van hun leven.
Duidelijk is opnieuw, zoals ook in vroegere tijden van crisis, de Boze geest aan het werk, "de oude slang," zoals het staat in het Boek der Openbaring, "die Duivel en Satan heet, en de ganse aarde verleidt."
Om ons te beschutten tegen deze bedreiging hebben wij de kapel onder de hoede geplaatst van de H. Aartsengel Michaël − de aartsengel die de Satan en zijn opstandige engelen bij de aanvang van de schepping uit de hemel verdreef, en de leider is gebleven van de strijd tegen Satan.
Aan de H. Michaël vertrouwen wij deze plaats toe, in de geest van het gebed dat, een eeuw geleden, paus Leo XIII opstelde, en dat na iedere stille Mis wordt gebeden: "Gij, vorst van de hemelse legerscharen, drijf Satan en de andere boze geesten, die tot verderf van de zielen over de wereld ronddwalen, door de goddelijke kracht in de hel terug."
Behalve aan de H. Michaël, wijden wij deze kapel ook toe aan de H. Jozef, na Maria de meest verhevene van alle heiligen. Hij was de beschermer van het mensgeworden Woord, en van de H. Maagd, en werd daarom door Pius IX in 1870 tot patroon van de H. Kerk uitgeroepen. Tot patroon: dat is tot beschermer en tot wegwijzer, tot de uittekenaar van het juiste patroon dat leidt naar God.
Wij vragen Sint Jozef in deze tijd van geloofsafval, verwarring en verdeeldheid, ons te leren hoe wij de Kerk het best en het zuiverst kunnen dienen. Wij vragen hem ook, ons de wegen te leren naar het innerlijk gebed en ons te bevestigen in de trouw aan Gods heilige wil, in de trouw aan de heilige katholieke Kerk, en aan de plaatsvervanger van Christus op aarde, de Paus.
Daarom zijn wij blij en dankbaar dat P. Jozef Bisig, de algemeen overste van de Priesterbroederschap Sankt Peter, onze kapel inzegende. Wij zijn hem dankbaar omdat hij, midden in zijn vele apostolische reizen door Europa en de Verenigde Staten, de tijd heeft gevonden om met ons vandaag onze vreugde te delen.
Wij zijn hem dankbaar omdat hij ons, door zijn aanwezigheid, bevestigt in onze diepste overtuiging: nl. dat het herstel van de traditionele ritus, en dat "bolwerk voor het behoud van het geloof" − móet gebeuren en alleen maar mág gebeuren in de eenheid met de hele katholieke Kerk, en in de eenheid met en onder het gezag van de Paus. Alles wat men onderneemt buiten deze eenheid, zal uiteindelijk − de hele kerkgeschiedenis is daarvan het bewijs − vruchteloos en schadelijk blijken.
Door de zegening wordt deze ruimte aan profaan gebruik onttrokken, en toegewijd aan de dienst van God. Hier gaan wij nu, voor de eerste keer, het H. Misoffer opdragen, en zal Christus voor de eerste keer waarachtig aanwezig zijn, met zijn goddelijkheid en zijn menselijkheid.
Het is een heilig moment, dat wij moeten beleven met een vernieuwd geloof en met grote eerbied, als was het de allereerste keer dat wij deel hebben aan het huiveringwekkend mysterie van de Eucharistie.
Van dit mysterie is de communie een hoogtepunt. Maar wij mogen het niet vergeten, en het is, helaas, nodig geworden om het te blijven herhalen: de communie is geen formaliteit, geen plichtpleging, verricht omdat iedereen het nu eenmaal doet. De communie is de vereniging, in liefde, van de mens met de eucharistische Christus. En, dát mag alleen maar als men gelooft, als men waarachtig gelooft in de eucharistische aanwezigheid van Christus, en als men zich door de biecht van zonden heeft gereinigd. Zoniet is de communie een heiligschennis, en dodelijk voor de ziel.
Dat mogen wij niet vergeten, zeker niet op deze Hoogdag, zeker niet in dit godgewijd uur nu wij, in deze zopas gezegende kapel, de H. Mis gaan opdragen.
Van nu af is deze plaats "heilige grond" (Exod. 3:5), een gezegend oord, midden in een van de laatste stukken nog ongerepte Limburgse natuur. Wij willen het ongerept bewaren, want het komt uit de hand van God en werd naar zijn Beeld geschapen. De natuur moet hier het zorgvuldig bewaarde schrijn blijven rond de kapel en het tabernakel, waar de Heer huist en van waaruit Hij zijn zegenende en beschermende liefde uitspreidt over ons land en over de wereld.
Zo weze het, zo blijve het, in de naam van de Vader, de Zoon en de H. Geest. Amen.