De klinkers of vocalen
Het Kerklatijn kent vijf vocalen: u [oe], a [aa] en i [ie], met daartussen o [ŏ] en e [ĕ].
a is altijd open, zoals in [maas], dus ook in tuam, sanctus, enz. Echter niet te gerekt.
e houdt het midden tussen [è] van [het] en [i] van [is]. Dus niet miserere [miesèrééru], maar [miesĕrĕrĕ]. Vuistregel: wanneer wij Nederlanders geneigd zouden zijn om een [ee] te zeggen, bijvoorbeeld in Deus, dan naar de [è] kleuren; wanneer wij een [è] zouden willen zeggen in woorden als et, gentes, dan naar de [i] kleuren.
æ en œ als [ĕ]. œ nooit uitspreken als [ö].
i als [ie] in [lied].
o als [ŏ] in het Franse woord [amazone].
u als [oe] in [boek].
y als i [ie].
De tweeklanken
Deze worden apart uitgesproken. Beide vocalen behouden hun oorspronkelijke kleur. Dus niet zoals in het Nederlands waarin bijvoorbeeld in de tweeklank [au] de [a] onder invloed van de [u] als [ò] moet worden uitgesproken.
au [aa-oe], de [oe] op het laatste moment en zeer kort. laudate.
eu [ĕ-oe], [oe] kort. euge, heu.
ui [oe-ie], [oe] kort. qui.
uo [oe- ŏ], [oe] kort. quoniam.
Woorden als cui, ait, meus hebben twee lettergrepen en zij krijgen dus, met name in de psalmodie, een dubbele tijdswaarde.
Verdubbelde klinkers betekenen ook altijd twee lettergrepen: Aaron [aa-aarŏn], tuus [toe-oes], en waar een woord twee lettergrepen heeft, heeft het geen tweeklank.
De medeklinkers of consonanten
De medeklinkers die hier niet vermeld staan, dienen uitgesproken te worden zoals in het Nederlands.
b zacht uitspreken, ook aan het einde van een woord: Jacob.
c voor e, æ, œ, i en y als [tsj]. cervus [tsjĕrvoes], Cæsar [tsjĕsaar]. In alle andere gevallen wordt de c als [k] uitgesproken, ook wanneer de c gevolgd wordt door een h: cherubim [kĕroebiem]. Moet de c als [tsj] uitgesproken worden, maar gaat er een x of een s aan vooraf, dan wordt bij xc de [t] een weinig en bij sc de [t] nagenoeg helemaal afgezwakt. ascendit, excelsis.
cc voor e, æ, œ, i en y als [t-tsj]. ecce [ĕt-tsjĕ].
d altijd zacht.
g voor e, æ, œ, i en y als [dzj]. Dus in tegenstelling tot de c [tsj] niet stemloos, maar stemhebbend. gentes [dzjĕntĕs], regis [rĕdzjies]. In alle andere gevallen als een stemhebbende [k].
gg voor e, æ, œ, i en y als [d-dzj]. agger [aad-dzjĕr].
gn als [nj]. agnus [aanjoes].
h wordt nooit uitgesproken, ook niet in woorden als mihi [mie-ie].
j is eigenlijk een korte lichte [ie], dus een klinker. In de moderne uitgaven is weer overal een i gedrukt. Ejus − eius, adjuvare − adiuvare.
l dunne tongpunt [l].
ph als [f].
q wordt altijd gevolgd door een u [oe]. Uitspraak: [k] met een zeer korte [oe]. qui [koe-ie].
r altijd een rollende tongpunt [r]. Op het einde van een woord bij voorkeur stemloos.
s bijna altijd een korte, hoge sis-klank. Tussen twee klinkers binnen een woord echter een korte, lage sis-klank, maar geen stemhebbende [z]. rosa.
Pas op voor verbindingen als Deus est. De [s] blijft dan kort, hoog en scherp. Ook in woorden met een præfix − voorvoegsel − behoudt de s zijn oorspronkelijke scherpe, hoge klank. resurrexi, de [s] hoog en scherp.
Gewoonlijk is de s wat lager, maar wel stemloos, voor b, d, g, l, m, n, r en v. Israel.
t als in het Nederlands, maar niet te hard. Nimmer met een [h] erbij. tu niet [t-hoe], maar [toe].
ti Wanneer de t gevolgd wordt door een i en daarop volgt binnen het woord een klinker, dan wordt de uitspraak [tsie]. otium [ŏtsie-oem]. Wanneer in dat geval een c vooraf gaat aan ti, dan wordt de t bijna niet uitgesproken. lectio [lĕk(t)sie-ŏ]. De [s] in [tsie] vervalt echter als er een s, t of x aan ti vooraf gaat. ostium [ŏstie-oem]. Let op bij vervoegingen als pati [paatie], patiens [paatsie-ĕns].
v wordt gevormd met de boventanden op de onderlip − labio-dentaal − en dan licht explosief uitgesproken. Dus niet zoals in het Nederlands een stemhebbende glijder. In oude handschriften en drukken hebben de v en de u vaak eenzelfde teken. v: vera [vĕraa], vna [oenaa]; u: una [oenaa], uia [vie-aa].
x [ks] met een scherpe, hoge [s]. Tussen twee klinkers binnen een woord wordt de [s] tamelijk laag uitgesproken. exaudi. In verbindingen zoals pax in terra blijft de [s] scherp en hoog.
z als [dz] met een lichte [d]. zelus [dzĕloes].
Opmerking. Dubbele medeklinkers moeten afzonderlijk worden uitgesproken. Ook bij verbindingen van twee of meer verschillende medeklinkers mag er geen versmelting plaats vinden. Er blijft dus een duidelijk hoorbaar verschil tussen animam eam en animam meam. Om alle medeklinkers snel, apart en goed articulerend uit te kunnen spreken en daarbij de melodische lijn van de vocalen intact te laten, kan men het beste de Nederlandse [e] van [lopen] [ǝ] zeer kort en onbetoond tussen voegen. Alleluia [aalǝlĕloe-ie-aa], omnes [ŏmǝnĕs], ad te [aadǝtĕ], animam meam [aaniemaamǝmĕaam].
Overgenomen uit
HANDBOEK VOOR KERKLATIJN
GRAMMATICA & VOCABULARIUM
uitgave van
Dom. Cyprianus Coppens O.S.B. †
herzien door
Drs. J. Boogaarts, Mevr. J. Jansen, litt. class. drs., Drs. J. Loos pr., J.H.B. Nieuwhof S.J. †,
Dr. Mr. C.W. van Voorst van Beest
Vereniging voor Latijnse Liturgie – Brepols, Turnhout, 1985, ISBN 90-70906-03-1